zondag 22 april 2012

Boris Pasternak en Nederland

PASTERNAK REVISITED

In 1959 schreef Boris Pasternak enige brieven aan een Haagse dame van Pools-joodse afkomst, Frida Kaufmann. Na mijn artikel daarover in Het Oog in ’t Zeil (jrg. 5, nummer 6, augustus 1988) schonk haar zoon, de journalist Henk van Stipriaan, de twee Pasternak-brieven uit zijn bezit waarin hij me inzage had gegeven aan de Leidse Universiteitsbibliotheek. Overigens verklaarde hij dat hij de brieven uit piëteit zelf nooit had gelezen. Na de dood van Van Stipriaan dook in 1993 een derde brief van Pasternak aan Frida Kaufman op in de catalogus van een Londens veilinghuis. Deze brief, vergezeld van een luchtpostenvelop, werd daarop aangekocht door de Leidse UB. Pasternak had de brief, evenals de twee andere, met inkt in het Duits geschreven en aangetekend verzonden naar Kaufmanns adres, Emmastraat 63-II in Den Haag.
    Deze derde brief, gedateerd 12 november 1959, volgt chronologisch op de reeds bekende brieven die respectievelijk op 17 augustus en 24 september 1959 zijn geschreven. Uit de brief van 24 september mogen we opmaken dat Frida Kaufmann zich nogal enthousiast tot de Nobelprijswinnaar en auteur van Dokter Zjivago had gericht, want Pasternak probeert haar duidelijk te maken dat hij haar aandacht niet verdient en bovendien veel ‘verplichtingen’ heeft waardoor hij niet intensief met haar kan corresponderen. Frida Kaufmann heeft zich niet laten ontmoedigen, want uit Pasternaks brief van 12 november blijkt dat ze hem foto’s heeft gestuurd. Pasternak is gecharmeerd: ‘Mijn beste Friede Kaufmann, ik dank U voor de foto’s. Men heeft U waarschijnlijk meer dan eens in het leven bewezen of willen bewijzen, hoe lieftallig en zegevierend mooi Uw lachende gezicht is. Was ik in uw nabijheid geweest, dan had ik U dat ook willen zeggen en tonen.’
    Vervolgens wijst hij weer op zijn gebrek aan tijd: ‘Maar zelden zal ik me het genoegen veroorloven U te schrijven. Ik heb nu veel werk.’ Hij gewaagt van een toneelstuk en vertalingen die hij ‘voor het geld’ maakt; dat laatste is nogal curieus, wanneer men bedenkt dat Pasternak door het succes van Dokter Zjivago in het buitenland een enorm vermogen had opgebouwd. Hierover kon hij evenwel in de Sovjet-Unie niet beschikken. In het beste filosofische Duits van de Marburgse student die hij kort voor de Eerste Wereldoorlog was, formuleert hij dan het doel van zijn creatieve activiteiten. Gedichten en gedachten ‘gewoon op het papier te werpen’ is niet zo bijzonder, stelt hij. ‘Maar afgronden van het geestelijke wezen, het geheimste wezen van de poëzie en iets overeenkomstigs te belichamen, het in een verhulling van het alledaagse, toevallige en aannemelijke te verbergen en te verkleden, zodat de diepgang slechts de ongenoemde en onvermoede grondlaag van de inhoud vormt, het werk echter zelf schijnbaar onbetekenend en naïef voorbijvliegt als het leven zelf, dat is bovenmenselijk moeilijk, het vereist een enorm geduld met eindeloos wegstrepen en veranderen. Maar dan bereikt men soms iets van een schokkende grootsheid. Dat wil ik weer een keer meemaken. Wenst U mij daartoe kracht, uithoudingsvermogen en succes.’
    Pasternaks papier raakt langzamerhand vol. Hij werpt nog een blik ‘naar links waar Uw mooie gezicht vol goedheid van ziel en reinheid naast me op tafel ligt en niet ophoudt te lachen. Wilt U nu echt dat ik verliefd op U word? En gesteld als dat zo was, wat zou U ermee winnen? Schrijven zal ik U toch niet vaker dan ik kan. Uw B. Pasternak.’
    Vermoedelijk heeft Pasternak, die ongeveer een half jaar later stierf, wel vaker in deze trant een brief beantwoord, want hij kreeg nogal wat post van vrouwelijke bewonderaars. Brieven die voor hem misschien kattebelletjes waren – waar niettemin zijn watermerk onmiskenbaar doorheen schijnt -, zijn voor Nederland zeldzame autografen van een groot Russisch auteur in een openbare collectie. Uiteindelijk roepen ze ook de vraag op: wie was Frida Kaufmann?

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in De Parelduiker 1 (1996), No. 1, pp. 52-53.