vrijdag 31 mei 2013

August von Platen in Nederlandse vertaling

DE TERUGKEER VAN AUGUST VON PLATEN

Arethusa, zo valt in naslagwerken te lezen, is een veel voorkomende Griekse naam van bronnen. Het bekendst is de zoetwaterbron Arethusa op het eiland Ortygia ten oosten van de haven van de Siciliaanse stad Syracuse. Aan deze bron ontleende stellig ‘Locanda dell’Aretusa’ haar naam, de herberg in Syracuse waarin op 11 november 1835 de Duitse graaf August von Platen-Hallermünde zijn intrek nam. Von Platen, die in Duitsland vergeefs naar liefde en roem had gezocht, verbleef toen reeds negen jaar vrijwel onafgebroken in Italië. In Syracuse wilde hij de winter doorbrengen, nadat hij uit angst voor de cholera eerst Napels en later Palermo had verlaten. De maagkramp die hij op 23 november kreeg, zag hij aan voor een cholerabesmetting. Door overmatige inneming van medicijnen werd hij nog zieker. Op 5 december 1835 stierf hij, negenendertig jaar oud. De volgende dag is hij begraven in de tuin van een lokaal edelman die zich zijn lot had aangetrokken. Geen Duits dichter ligt zo zuidelijk en eenzaam begraven als Von Platen.
     Ik kan niet nalaten aan Von Platens laatste herberg te herinneren nu in 1988 in een oplage van honderd genummerde exemplaren bij de Arethusa Pers te Baarn een uitgave van Von Platen verscheen: Zeven sonnetten uit de Sonette aus Venedig, vertaald door J.C. Ebbinge Wubben. Curieus ogen in een bibliofiele editie de paginacijfers op blanco bladzijden, maar verder kan men met dit tweetalige boekje (zonder zetfouten in het Duits) alleen maar blij zijn. Het onderstreept weer eens de speciale band die de Nederlandse literatuur met Von Platen heeft.
     Wie door middel van Fritz Redenbachers Platen-Bibliographie (Erlangen 1935; tweede druk, met aanvullingen, Hildesheim 1972) nagaat wat de Nederlandse bijdrage aan de Von Platen-literatuur is, zal tot de conclusie komen dat die weinig voorstelt: een gedicht van Albert Verwey op Von Platen, openomen in de in 1935 te Peking verschenen bundel Dem Andenken Platens én een bibliofiele editie Venedig. Sonette, in 1945 uitgegeven door Stichting De Roos te Utrecht. Gedichten op Von Platen vindt men evenwel ook bij Willem Kloos en Willem de Mérode, vertalingen uit zijn poëzie bij Hélène Swarth, Victor van Vriesland en Hans Warren, toespelingen op zijn fameuze gedicht ‘Tristan’ bij Jacques Perk en Martinus Nijhoff. Uitvoeriger ga ik op een en ander in in mijn nawoord bij Memorandum van mijn leven, een keuze uit Von Platens dagboeken die zojuist in de vertaling van C.R. Vink verscheen bij uitgeverij Plantage-Gerards & Schreurs te Leiden.
     Bij mijn weten zijn Von Platens dagboeken niet eerder in vertaling verschenen. Maar voor een Von Platen-primeur zorgde Nederland al véél eerder. Een belangrijke omissie in Redenbachers bibliografie is de Nederlandse vertaling van het toneelstukje Der Turm mit sieben Pforten: De toren met zeven deuren, blijspel, in één bedrijf, ‘Naar het Hoogduitsch van den graaf Platen-Hallermünde’, omsteeeks 1828 te Brussel verschenen bij de drukker en boekhandelaar J. Sacré. Dit werkje, No. 11 in de reeks Nederlandsche Schouwburg, of verzameling der voornaamste tooneelstukken, is in één bandje uitgegeven met een ander toneelstuk, Maria door August von Kotzebue. Het bijzondere van deze editie is dat zij, afgaand op Redenbachers bibliografie, de eerste separaat verschenen vertaling van Von Platen is in welke taal dan ook. Von Platen zal er vermoedelijk zelf niet van op de hoogte zijn geweest. Noch in zijn dagboeken, noch in zijn brieven zijn verwijzingen – die anders ook Redenbacher op een spoor hadden moeten brengen – naar dit Brusselse boekje te vinden.

Jan Paul Hinrichs

| Eerder verschenen in Het Oog in ’t Zeil 8 (1990), nr. 1, p. 61.