vrijdag 21 juni 2013

Georgi Markov: Essays (Recensie)

EEN NIEUW BOEK VAN GEORGI MARKOV

De Bulgaarse schrijver en balling Georgi Markov (1929-1978) kluisterde in de jaren 1971-1978 wekelijks miljoenen landgenoten aan de radio met zijn uitzendingen voor de Bulgaarse dienst van de BBC, Radio Free Europe en de Deutsche Welle. Zijn dodelijke kritiek op het orthodox-communistische regime in Bulgarije zorgde voor het motief van de moord op Markov die als de Londonse ‘paraplumoord’ geschiedenis heeft gemaakt. In Het Oog in ’t Zeil van oktober 1991 schreef ik over deze moord én over Markovs ‘radio-essays’ die in 1980-1981 in twee delen in Züriuch verschenen onder de titel Zadotsjno reportazji za Bulgarija (Reportages over Bulgarije in absentia). Een belangrijk onderdeel van dit boek vormt het hoofdstuk ‘Ontmoetingen met Todor Zjivkov’, de partijleider die in 1989 ten val kwam en waarschijnlijk persoonlijk de opdracht tot de moord heeft gegeven. In 1990 werd het boek voor het eerst ook in Sofia gepubliceerd.
     Kort na het verschijnen van het artikel ontving ik uit Bulgarije een nieuw boek van Markov: Kogato tsjasovnitsite sa spreli. Nozi zadotsjni reportzaji za Bulgarija (Wanneer de horloges zijn gestopt. Nieuwe reportages over Bulgarije in absentia; Sofia, Uitgeverij P.K. Javorov, 1991). Op ruim driehonderd bladzijden staan ‘reportages’ die niet zijn gebundeld in het eerder genoemde werk, dat, alhoewel het postuum verscheen, nog door Markov zelf schijnt te zijn samengesteld. Dit boek is samengesteld door Dimitur Paoenov. In een voorwoord beschrijft Stefan Tsanev een bezoek aan het huis van de weduwe van Georgi Markov in Londen. Op Markovs oude zolderkamer ziet hij diens archief en een Bulgaarse schrijfmachine waar nog een blad in zit, het laatste dat door Markov is getikt en dat er nooit is uitgehaald.
     De hoofdstukken van Kogato tsjasovnitsite sa spreli hebben een gemiddelde lengte van drie bladzijden: de omvang van een hoofdstuk is bepaald door de duur van een radio-uitzending. De stukken laten zich lezen als een kroniek van West- en Oosteuropese literatuur, cultuur en politiek van de jaren zeventig. Terwijl het eerdere boek vooral herinneringen aan Bulgarije bevat, staan in het nieuwe werk reacties op actuele boeken, films en toneelstukken uit het internationale repertoire. Markov is enthousiast over Solzjenitsyn, Saul Bellow, Ionesco en Handke. Kritisch is hij over Alberto Moravia en John Updike.
     Het blijkt dat de graag uitgaande Markov een verwoed filmliefhebber was. Geen waardering toont hij voor regisseurs als Pasolini en Antonioni. Toen hij nog i Bulgarije woonde, keek hij naar Antonioni omdat diens werk ‘anders’ was. Eenmaal in het Westen schaamde hij zich voor zijn vroegere enthousiasme: dat gold volgens hem ‘infantiele dialoog’, ‘pretentieus dom spel van de camera’, ‘middelmatige gemaniëreerdheid’. Vol lof is hij voor de Duitse regisseurs Werner Herzog en Fassbinder.
     Markov analyseert ook voortdurend de beeldvorming in het Westen van de socialistische wereld. Tijdens de Olympische Spelen van 1976 in Montreal zat hij twee weken voor de televisie. Terwijl het Westen juichte over de gouden medailles van de Roemeense turnster Nadia Comaneci, vervulden haar prestaties en die van andere ‘socialistische’ sportlieden hem met gemengde gevoelens. Het ging hier immers om een propagandastunt van het totalitarisme waarvoor veel sportlieden met een vergalde jeugd moesten betalen. ‘Wanneer ik de Bulgaarse zware atleten zie, die ongelooflijke gewichten heffen, denk ik aan de Bulgaarse kunst, die vandaag het gewicht heeft van niet meer dan een veer.’
     Hoeveel oog Markov ook voor het criminele karakter van het Bulgaarse regime heeft, de Bulgaar mocht er niet mee geïdentificeerd worden. Het is een bittere ironie van het lot dat het latere slachtoffer van de paraplumoord verklaart: ‘… het is mij volledig onbegrijpelijk hoe en waarom Fleming zijn romans over James Bond heeft kunnen bevolken met Bulgaren die duistere zwijgzame moordenaars zijn, blinde wapens van andermans wil.’
     Markov betreurt het dat Bulgarije geen enkele naam van een schrijver, kunstenaar of componist heeft voortgebracht die algemeen bekend is. Er was een paraplumoord voor nodig om uiteindelijk toch zo’n naam te produceren, die van hemzelf. Maar in het Westen is deze bekendheid meer met het sensationele karakter van de moord verbonden dan met Markovs geschriften die, hoe belangwekkend ze ook zijn, slechts in kleine kring bekendheid genieten.
     Hoe weinig bekend Markov is, bewijst het zojuist verschenen boek Literary Exile in the Twentieth Century. An Analysis and Biographical Dictionary (ed. Martin Tucker, New York, Greewood Press, 1991). Op de bladzijden 462-463 staat een lemma over Markov waarin als zijn geboortejaar abusievelijk 1920 wordt genoemd. De bibliografie omvat vier titels die in de jaren 1974-1987 in Sofia zijn uitgegeven. De redactie heeft zich blijkbaar niet afgevraagd hoe het mogelijk was dat het communistische regime in Bulgarije de publicatie van het werk van zijn grootste criticus toestond. Het gaat dan ook om boeken van een ándere Georgi Markov, een schimmige literatuurprofessor.

 Jan Paul Hinrichs

| Eerder gepubliceerd in Het Oog in ’t Zeil 9 (1992), nr. 3, p. 72.

Zie voor een ander stuk over Georgi Markov het bericht van 13 april 2012.

Trefwoorden: paraplumoord Георги Марков Когато часовниците са спрели