woensdag 3 juli 2013

Dubbelgangers? C.C. Uhlenbeck en J.H. Vernhout

GENEALOGIE EN TAALKUNDE: C.C. UHLENBECK EN ZIJN DUBBELGANGER 

In 1938 publiceerde de Groningse emeritus hoogleraar dierkunde Johan Frans van Bemmelen (1859-1956) in het Haagse dagblad Het Vaderland een reeks verhalen over dubbelgangers. Hieronder verstond hij blijkens een krantenverslag van een enkele jaren eerder door hem op de Haagse Genealogisch-Heraldische Tentoonstelling gehouden lezing ‘sterk op elkaar gelijkende personen, tusschen wie naar de gangbare meening geen band van bloedverwantschap bestaat.’ Het ging Van Bemmelen erom het bewijs te leveren, dat banden van bloedverwantschap bestonden tusschen menschen, die zelven daarvan geheel onkundig waren, zoodat de onderlinge gelijkenis op de overerving van het gemeenschappelijke type kon berusten. Door zijn onderzoekingen kwam spr. tot de overtuiging, dat alle menschen met elkaar verwant zijn en dat het gelaatstype zich kan herhalen in ver van elkaar verwijderde generaties, waarbij het overgebracht wordt door tusschenpersonen, die zelven het niet behoeven te vertoonen.’[1]     
    Een van de verhalen betrof een taalkundige over wiens leven en werk  inmiddels een ruime, vaak in internationale sfeer verschenen literatuur maar nog geen biografie bestaat: Christiaan Cornelis Uhlenbeck (1866-1951). Van Bemmelens tekst luidt aldus: ‘Kort voor zijn vertrek naar het buitenland vertelde mij de em. hoogleeraar C.C. Uhlenbeck, de vermaarde taalkundige, dat ook hij een dubbelganger bezat in den persoon van dr J.H. Vernhout. De gelijkenis tusschen hen was zoo groot, dat toen zij beiden in Leiden woonden, zij telkens voor elkaar aangezien werden. Ofschoon prof. Uhlenbeck zijn voorouderstaat tot vrij hoogop met tamelijke volledigheid had kunnen opmaken, was hem daarin nergens van eenige bloedverwantschap met dr Vernhout gebleken. Zijn verzameling familieportretten stelde hij te mijner beschikking. Nu wilde het toeval, dat dr Vernhout tot den kring mijner kennissen en vakgenooten behoorde, uit de dagen toen wij beiden in het Urechtsch Zoölogisch Laboratorium werkzaam waren, zoodat ik mij zonder schroom tot hem kon wenden, om zijn medewerking bij het onderzoek naar den oorsprong der gelaatsgelijkenis tusschen hem en prof. Uhlenbeck te verkrijgen. Dank zij die medewerking van twee zijden was het mogelijk na te gaan, of hetzelfde gelaatstype, dat beiden met elkaar gemeen hadden, ook nog bij sommigen hunner bloedverwanten voorkwam. Hierdoor toch zou misschien een aanwijzing opgespoord kunnen worden, in welke richting het onderzoek naar gemeenschappelijke voorouders het meeste kans van slagen zou hebben.     
    De hier weergegeven afbeeldingen der personen in quaestie als kinderen met hun ouders, schijnen mij er op te wijzen, dat beiden meer op hun moeder dan op hun vader geleken. Uit dien hoofde beslaat er dus reden om in de eerste plaats aandacht te schenken aan de voorouders dier moeders. Bij het opmaken harer kwartierstaten nu worden wij getroffen door het feit, dat zoowel onder de voorouders van mevrouw Uhlenbeck geb. Le Roux, als onder die van mevr. Vernhout geb. Snouck Hurgronje een aantal personen, mannen zoowel als vrouwen, voorkomen, die op Ceylon thuis waren, hetzij dat zij aldaar geboren werden en woonden, dan wel er uit Europa aankwamen, als dienaren der V.O.C., in allerlei rangen en beroepen.’[2]     
    Het vervolg sluit aan bij een bij het artikel afgedrukte foto van de moeder van Uhlenbeck, Julia Le Roux: ‘Om met de laatstgenoemde vrouw te beginnen: haar grootvader Adriaan Isaäc Snouck Hurgronje (1780-1849) trouwde in eerste huwelijk met Anna Helena Gerardina van Citters, die in 1783 te Suratte geboren werd uit het huwelijk van Cornelis van Citters, gezaghebber der V.O.C. in Bengalen met Julia Dorothea van Wermelskirchen. geboren in 1753 te Colombo, als dochter van den predikant Mattheus van Wermelskirchen en Susanna Adriana Potken, geb. te Colombo in 1720.     
    De moeder van prof. Uhlenbeck. Julia Le Roux. geb. op Muntok in 1842, was een dochter van den resident Henry Martinus Le Roux, geb. in 1795 op Ceylon, en gehuwd met Mary Wynstok. Haar vaderlijke grootvader was Matthiam Johannes Le Roux, geboren aan dc Kaap in 1774, te Colombo getrouwd met Johanna Petronella Kriekenbeek, die in 1775 op Ceylon geboren werd. Maar ook de vader van prof. Uhlenbeck: Peter Frederik (1816-1882) werd te Colombo geboren, evenals diens beide ouders Christianus Cornelius Uhlenbeck (1780-1845) en Catharina Elisabeth van Andringa (1789-1847). Ofschoon het mogelijk bleek, zoowel in den kwartierstaat Vernhout als in dien van Uhlenbeck nog in hoogere parentaties een vrij groot aantal kwartieren op te sporen, zoo werd daaronder tot nu toe geen enkele gemeenschappelijke familienaam aangetroffen.         
    Desniettegenstaande schijnt het mij niet twijfelachtig, dat de gelaatsgelijkenis tusschen prof. Uhlenbeck en dr Vernhout uit bloedverwantschap voortgevloeid is, en dat die verwantschapsbetrekkingen te zoeken zijn onder de Europeesche inwoners van Ceylon in de zeventiende en achttiende eeuw, die uit den aard van hun zeer beperkten en tamelijk geïsoleerden kring noodzakelijkerwijze in opvolgende generaties allen onder elkaar vermaagschapt geraakten. In dit verband verdient nog het feit onze aandacht, dat de moeder van dr Vernhout een halve zuster was van den beroemden hoogleeraar Christiaan Snouck Hurgronje, wiens gelaatstrekken met die van Vernhout een duidelijke overeenkomst vertonen. Met die van Uhlenbeck is de gelijkenis wel is waar niet in 't oogloopend. maar tusschen beide mannen bestaat toch een opmerkelijke overeenstemming in mentaliteit, daar beiden zich onderscheiden hebben op taalkundig en ethnographisch gebied.     
    Tenslotte is het misschien de vermelding waard, dat de portretten van prof. Uhlenbeck’s vader mij op het eerste gezicht levendig deden denken aan wijlen prof. Cardinaal, den vermaarden wiskundige aan de Delftsche T. H. Van eenig familieverband is mij tot nu toe echter niets gebleken.’[3]
    Afstamming interesseerde Uhlenbeck van meet af aan als taalkundige: zijn etymologische woordenboeken van het Gotisch en Oudindisch en talloze artikelen getuigen ervan.[4] Maar ook was hij van jongs af geïnteresseerd in genealogie. Al in 1886, op twintigjarige leeftijd, werd hij lid van De Nederlandsche Leeuw, een vereniging voor genealogisch onderzoek. Hij wordt in de ledenlijst opgevoerd onder de naam: C.C. van Uhlenbeck. Geslachtsonderzoek had hem toen al langer geboeid, getuige zijn gedichtje ‘Een geslachtsvorscher’ dat hij op een pagina met ‘bladvulling’ in zijn eerste en enige dichtbundel Gedachten en droomen (1885) publiceerde: ‘Gij bestudeert uw oud geslacht / Om duidelijk te bewijzen, / Hoe ook uit adellijken stam / Een domkop kan verrijzen’.[5]     
    Als taalkundige ontwikkelde Uhlenbeck zich steeds meer tot een long ranger: hij zocht verwantschapsbetrekkingen tussen sterk van elkaar verschillende en geografisch soms ook ver van elkaar verwijderde taalfamilies. Een paar karakteristieke titels uit zijn oeuvre maken duidelijk hoe ver hij het zocht:  ‘Eine Bemerkung zur Frage nach der Urverwandtschaft der uralischen und indogermanischen Sprachen’,‘Vorlateinische indogermanische Anklänge im Baskischen’, ‘Oude Aziatische contacten van het Eskimo’, ‘Over een mogelijke verwantschap van het Baskisch met de Palaeo-Kaukasische talen’.[6]    

    Naast zijn taalkundige oeuvre publiceerde Uhlenbeck nog tot op hoge leeftijd artikelen over zijn eigen familie in bladen als De Nederlandsche Leeuw en De Navorscher en het jaarboek Nederland’s Patriciaat. Met het onthullen van zijn gelijkenis met Dr. J.H. Vernhout (1866-1955) ging zich Uhlenbeck, geholpen door Van Bemmelen, ook in genealogische zin tot een soort long ranger ontpoppen. Ineens was een spoor terug van Nederland naar het oude koloniale Ceylon te vinden.
      Wat opvalt is dat Uhlenbeck deze onthullingen in de krant liet zetten op het moment dat hij Nederland voorgoed had verlaten en hij zich om reacties van nabij niet meer hoefde te bekommeren: sinds 1936 woonde hij in Zwitserland in een pension. Het lijkt ook niet helemaal toevallig dat Christiaan Snouck Hurgrogne (1857-1936) niet lang daarvoor was overleden: het is de vraag of Uhlenbeck een dergelijke stap had gezet als zijn oude faculteitscollega nog in leven was geweest.

Jan Paul Hinrichs




NOTEN
[1]Dubbelgangers. Een voordracht van prof. Van Bemmelen’, Algemeen Handelsblad, 17-05-1933 (Avond).
[2] J.F. van Bemmelen, ‘Dubbelgangers’, Het Vaderland, 16-07-1938 (Avond).
[3] J.F. van Bemmelen ( noot 2).
[4] Zie Peter Bakker en Jan Paul Hinrichs, ‘C.C. Uhlenbeck: A bibliography of his writings (1885-2009)’, Canadian Journal of Netherlandic Studies 29/2-30/1 (2008/2009), pp. 165-205.
[5] Zie Jan Paul Hinrichs, ‘De jonge C.C. Uhlenbeck: van dichter tot taalkundige’, Canadian Journal of Netherlandic Studies 29/2-30/1 (2008/2009),  p. 15.
[6] Zie Peter Bakker en Jan Paul Hinrichs (noot 4).