vrijdag 24 april 2015

Paul Celan en Jaap Geraedts (Recensie)

PAUL CELAN EN JAAP GERAEDTS

Wat is meesterschap? Feilloos kwaliteit aanvoelen zodat geen tijd verloren gaat aan kansloze projecten. Zoiets lijkt de dichter Paul Celan (1920-1970) uit te stralen in zijn reactie op een toenaderingspoging van de Scheveningse componist en muziekcriticus Jaap Geraedts (1924-2003). In 1957 leest deze Celans gedicht ‘Todesfuge’ en vraagt de dichter, wiens ouders in een kamp in Transnistrië waren omgekomen, een tekst te leveren voor een oratorium over het lijden van het joodse volk tijdens het nazibewind. Hij schermt met een regeringssubsidie. Celan antwoordt niet onwelwillend. Maar op de drie volgende brieven van Geraedts antwoordt hij niet meer. Als Geraedts in maart 1958 Celan kort in Parijs ontmoet, hebben ze elkaar weinig te zeggen. De Nijmeegse germanist Paul Sars, die met ‘Alles is te zwaar, omdat alles te licht is’ (1999) een uitgave van de brieven van Paul Celan aan zijn Nederlandse vriendin Diet Kloos-Barendregt bezorgde, heeft de correspondentie Celan-Geraedts voorbeeldig uitgegeven en becommentarieerd. Hij behandelt beiden op voet van gelijkheid en laat een oordeel over dit contact aan Geraedts zelf over. In 1990 schreef Geraedts aan Sars over het oratoriumplan dat hij Celan had voorgelegd: ‘wanneer ik dit plan nu herlees schaam ik mij over de mateloze pretentie en het ontoereikende inzicht in de tragische essentie van het thema waaraan ik mij wilde wagen.’ Hij gewaagt van ‘de pretentieuze en voor een letterkundige toch rijkelijk dwangmatige opzet van mijn plannen.’ Celan had vermoedelijk weinig vertrouwen in hem: ‘Achteraf heb ik het vermoeden dat hij mijn artistieke en menselijke onrijpheid van destijds heeft aangevoeld en (terecht!) heeft vermoed dat ik tegen een opgave als het realiseren van een dergelijk werk niet opgewassen zou zijn.’ Het oratorium schreef hij ook niet. In het leven van Celan was Geraedts, wiens koorlied ‘Hemelsch Vader’ nog bij het huwelijk van Willem-Alexander en Maxima ten gehore is gebracht, niet meer dan een voetnoot. Postuum leverde die voetnoot wel een boek op. Uiteindelijk is dit het verhaal van twee mensen die door oorlogservaringen getekend waren en daar ieder op hun eigen manier een invulling aan gaven. Celan was er ook nog lang niet klaar mee: ‘für mich bleiben diese Dinge, auch heute noch, in ein Dunkel getaucht, tiefer als man es gemeinhin wahrhaben will’.

Jan Paul Hinrichs

Paul Celan, Jaap Geraedts, Keinerlei “Silberstreifen” am Horizont. Der Briefwechsel des Dichters mit dem Komponisten (ed. Paul Sars). Zürich-Münster: LIT Verlag, 2014. 221 p. € 29,90. ISBN 978-3-643-90431-7.

| Eerder verschenen in De Parelduiker 19 (2014), nr. 3, pp. 70-71 (als onderdeel van de rubriek ‘Schoon & haaks’).