donderdag 26 november 2015

C.O. Jellema en Geerten Meijsing (Recensies)

TRENDS ZETTEN DOOR: C.O. JELLEMA EN GEERTEN MEIJSING
 
Deze rubriek signaleerde het al eerder: C.O. Jellema (1906-2003) is een favoriet van het marginale circuit. Allerlei uitgeverijen spelen mee maar de bezorger blijft dezelfde: literair erfgenaam Gerben Wynia. De Avalon Pers komt nu met Drie gedichten vol Oostenrijkse zwaarmoedigheid van Christine Lavant (1915-1973): de Duitse tekst met drie ongepubliceerde vertalingen van Jellema. Wynia tekent ook voor de brievenbundel Selbstfindung die inmiddels bij Flanor is herdrukt. Ik zag niet eerder zo’n omvangrijke Duitse brievenuitgave van een Nederlands auteur. Het is de vraag of Jellema het boek zelf had gewenst. Kort voor zijn dood vroeg hij de adressant, de Duitse theoloog Hans-Hermann Röhrig, zijn brieven terug, waarna Wynia ze in de nalatenschap niet meer aantrof. De uitgave is gemaakt op grond van fotokopieën uit Röhrigs bezit. Jellema kende de Duitser van zijn Amsterdamse theologiestudie. Jellema was negentien, gaststudent Röhrig vijf jaar ouder. In 1958 zwaait Jellema om naar de studie Duits: ‘Weet je, ook de praktische kant van een pastorie zou mij niet gelegen hebben, het onregelmatige, enigszins zwevende ervan.’ Ontevredenheid met zichzelf blijft een hoofdthema bij Jellema. In 1959 biecht hij Röhrig op dat hij homoseksueel is. Het schaadt de vriendschap niet, ook niet toen Röhrig een gezin opbouwt. Pas veertig jaar later bekent Jellema dat hij hevig verliefd op hem was. De kern van de briefwisseling ligt in de voor Jellema cruciale jaren 1960-1961. Het is de tijd dat hij een mislukte poging doet met een vrouw  te leven. Hij gaat ook werken als leraar Duits, debuteert als dichter en zijn vader sterft. Debuteren lost eenzaamheid niet op: Jellema gaat gebukt onder ‘het dreigende vermoeden dat mijn gedichten weinig mensen aanspreken – misschien heb ik te veel ervan verwacht, van het contact met de lezer’. Over literatuur en troebelen op school en universiteiten horen we niet veel. Jellema houdt vooral monologen: ‘Egocentrisch als ik ben, is deze brief meer een preek voor mezelf geworden dan een brief aan jou’. Zo is er een massa ‘Materialien zum Leben und Werk’ van Jellema bijgekomen. Een tweede held onder kleine uitgevers blijft Geerten Meijsing (1950). De Korenmaat komt met een supplement op de eerder (2014, nr. 3) gerecenseerde uitgave Boedelbeschrijving: dagboeknotities van een vakantie in het Italiaanse Caviano in 1975 waarin de cultauto Citroën DS 21 met zijn grillen een hoofdrol speelt. Steeds weer nieuwe persen ontfermen zich over Meijsing wiens werk al jaren niet meer in de boekwinkel ligt. Nu dient Boktor zich aan. De toetssteen is een handzaam boekje in rode linnen band. Het bevat de tekst die Meijsing, aldus het colofon, schreef voor ‘het programmaboekje van Opera Trionfo, die eind 2011 Rossini’s La pietra del paragone op de planken bracht. Het is Meijsing wel toevertrouwd de lezer voor deze opera warm te maken. De Avalon Pers biedt al jaren onderdak aan kerstverhalen van Meijsing, zo ook voor Dingen die nog te doen zijn. Ex-vrouw, dochter, vader, moeder, zuster en broer zijn ijkpunten voor een kerstcauserie waarin Meijsing zich, ondanks een onthecht bestaan op een Siciliaanse huurkamer, als familieman profileert. Het lijkt geen toeval dat hij ook een libretto van Rossini citeert.

C.O. Jellema, Brieven aan Hans-Hermann Röhrig 1955-1996. Nijmegen: Flanor, 2014. 326 p. € 25 (Beijenstraat 30 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com)
Christine Lavant, Drie gedichten met vertalingen door C.O. Jellema. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 16 p. 80 ex. (Leidse Slootweg 4, 2481 KH Woubrugge avalonpers@hetnet.nl)
Geerten Meijsing: Boedelbeschrijving: supplement september 1975. Haarlem: de Korenmaat, 2014. 22 losse blaadjes. 75 ex. € 9 (Pb. 3316, 2001 DH Haarlem info@hofvanjan.nl) | De toetssteen. Utrecht: Boktor, 2014. 15 p. 72 ex. € 35 (Oude Gracht 234, 3511 NT Utrecht info@hinderickxenwinderickx.nl) | Dingen die nog te doen zijn. Kerstverhaal. Woubrugge: Avalon Pers, 2014. 22 p. 98 ex. € 40

| Eerder verschenen in De Parelduiker 20 (2015), nr. 1, pp. 64-65.