zaterdag 19 maart 2016

Senhor Valério: verschenen bij De Wilde Tomaat

SENHOR VALÉRIO VERSCHENEN

Zojuist verscheen Senhor Valério bij uitgeverij De Wilde Tomaat. In 2011 verscheen deze titel in heel kleine oplage bij uitgeverij Flanor. Deze nieuwe uitgave is volledig herzien.


Zie verder: Jan Paul Hinrichs, Senhor Valério. Amsterdam: De Wilde Tomaat, 2016. 78 pp. ISBN 9789082428841. € 12,50. 

Klik hier voor meer informatie. Te bestellen via de (internet-)boekhandel en bij de uitgeverij: dewildetomaat@ziggo.nl.


vrijdag 18 maart 2016

Boudewijn van Houten: Columns [2] (Recensie)

DOORBREEKT BOUDEWIJN VAN HOUTEN HET 'CORDON SANITAIRE'?
 
Natuurlijk wilde ook Boudewijn van Houten (1939) beroemd worden maar op een manier die hem paste: ‘Naar Amsterdam zou ik alleen komen voor een jaarlijkse lunch met mijn uitgever en voor een interview met de grootste krant. Daarna zouden ze weer een jaar niet van me horen, want ik was niet als Harry Mulisch die altijd in Amsterdam wilde rondlopen om daar bewonderd te kunnen worden. Voor mij zou de verkoop van mijn boeken al genoeg bewondering betekenen.’ Het liep anders. Velen teren op connecties, terwijl Van Houten zelf ‘uit (overigens misplaatste) liefde voor de kunst echt niets van mijn carrière maakte en echt niets voor relaties deed’.  Hij was al gauw ‘over de leeftijd heen waarop je schrijvers benadert. Ik wist dat je dit beter niet deed.’ Als Charlotte Mutsaers de P.C. Hooftprijs krijgt, reageert hij getergd: ‘Juist door dit gebrek aan persoonlijkheid heeft deze vrouw waarschijnlijk precies de goede vrienden weten te maken die haar op het prijzenpodium gehesen hebben.’ Van Houten blijft de auteur van de uit de literatuurgeschiedenis verbannen roman Onze hoogmoed (1970). Een handvol na de eeuwwisseling bij Aspekt in Soesterberg gepubliceerde boeken bracht hem niet terug in de literaire wereld. Dankzij uitgeverij Flanor, al decennia zonder ophef en vertier in de marge actief, timmert hij nu rond zijn vijfenzeventigste aan een comeback. Pijlers in dit fonds zijn de reeds overleden auteurs C.O. Jellema en Henk Romijn Meijer maar ook Geerten Meijsing die zich net als Van Houten als Exil-auteur positioneert en met wie hij een literair uitgedragen passie voor erotiek en drank lijkt te delen. Van Houten woont weliswaar een mensenleven in Frankrijk en België maar Nederland blijft zijn preoccupatie. In vervolg op de internetcolumns in Tegengif: 1x daags (zie De Parelduiker 2014/2) komt Flanor nu met de omvangrijke bundel Onder de barbaren. Het gaat om columns die Van Houten tussen januari 2009 en april 2011 publiceerde op ‘de weblog van Stan de Jong’, waar ik niet eerder van hoorde. Politieke incorrectheid en een cultus van eerlijkheid, desnoods ten nadele van zichzelf, blijven zijn handelsmerken. Van Houten, laverend tussen corporale mannenpraat en serieuze cultuurkritiek, blijft tegen van alles: natuurlijk Harry Mulisch, al hoeft hij niet meer bang te zijn dat hij de Nobelprijs krijgt en bekent hij in zijn jonge jaren zelfs fan te zijn geweest,  sport, Bernard-Henri Lévy, Matthijs van Nieuwkerk, baby’s in de kinderopvang (‘mama wil beslist ook een baan hebben, zodat de vier vakanties per jaar niet in het gedrang komen’), Jeroen Brouwers (‘wil de voordelen van het imago van de avontuurlijke kunstenaar, maar toch ook alle zekerheden waarop een ambtenaar kan rekenen’), Loe de Jong die het verdomde zijn vader, NSB-prominent en uitgever van Volk en Vaderland, te interviewen (‘Hij wilde het verhaal schrijven zoals hij het in Londen was gaan zien, en dat mocht niet verstoord worden. Het moest een indianenverhaal van stoute moffen en edele verzetsstrijders worden’) en de infantilisering van ons museumwezen (‘Tentoonstellingen in musea moeten vooral voor kinderen bevattelijk zijn – en wee de directeur die niet kan vermijden dat een kind zich binnen zijn muren verveelt. Die krijgt geen subsidie meer’). Waar is hij voor? In ieder geval voor een duidelijke standenmaatschappij en strengere toelatingseisen bij het onderwijs. Van Houten staat buiten het debat en blijft een roepende in de woestijn. Hij gelooft dat rond hem ‘een cordon sanitaire’ ligt. Misschien heeft Van Houten daaraan ook zelf wel meegebouwd want hij lijkt eerder weggemoffeld dan onderschat: al lang geleden gold hij als Geheimtip. In ieder geval heb ik ouderwets genoten van deze dwarse en geestige columns.

Boudewijn van Houten, Onder de barbaren. Nijmegen: Flanor, 2014. 328 p. € 25 (Beijenssttraat 30, 6521 EC Nijmegen uitgeverijflanor@gmail.com).
 
| Eerder gepubliceerd in de rubriek 'Schoon & haaks' in De Parelduiker 20 (2015), nr. 2, pp. 65-66.

Karel van het Reve en Vladimir Nabokov (Recensie)

PLAGIEERDE KAREL VAN HET REVE?

Karel van het Reve (1921-1999) kon zijn stukjes schijnbaar overal kwijt. ‘Ze willen altijd mij hebben’, pochte hij tegenover ons studenten. Zijn aanhang zat op sleutelposities: Renate Rubinstein, Maarten ’t Hart, Nico Scheepmaker, Rudy Kousbroek, Theodor Holman, Hugo Brandt Corstius, Ivan Sitniakowsky etc. konden er geen genoeg van krijgen zijn naam te droppen. Jeroen Brouwers gaf ooit tegengas maar bereikte weinig. Van het Reve’s werk heeft tijdens zijn leven en na zijn dood evenwel opvallend weinig aanleiding voor serieus onderzoek gegeven. Er verscheen een onbeholpen biografie (2004) van Ger Verrips waarin essentiële gegevens ontbreken. Een prachtige prestatie blijft het zevendelige verzameld werk (2008-2011), hoewel veel stukken er ongemotiveerd niet in staan en een bibliografie van alle geschriften, die de lezer volledig had kunnen informeren, ontbreekt. Onderzoek begint bij bronnen: waar haalde Van het Reve zijn uitspraken vandaan? Was hij werkelijk zo origineel als zijn fans spoorslags aannemen? Flip Treffers, oud-hoogleraar kinderpsychiatrie in Leiden die eerder een studie over Achterberg en zijn psychiaters publiceerde, onderzoekt  in “Vladimir Vladimirovitsj en ik” Van het Reve’s omgang met Vladimir Nabokov (1899-1977) die hij tegenover Bibeb zijn ‘grote liefde’ noemde. Van het Reve hield zich lange tijd voor ontdekker van Nabokov in Nederland want wist niet dat zijn concurrent Charles B. Timmer hem jaren voor was geweest (overigens voor het eerst in Litterair Paspoort in 1948 en niet, zoals Treffers aangeeft, in Libertinage in 1949). Treffers waagt zich op verraderlijk terrein waar plagiaat, bewuste of onbewuste beïnvloeding en toevallige overeenkomsten soms moeilijk uit elkaar te houden zijn. Hij pleit Van het Reve vrij van de beschuldiging van ‘de bekende slavist’ Hans Boland dat hij zijn levenslange kritiek op Dostojevski regelrecht aan Nabokov ontleent maar verdedigt de stelling dat hij in zijn essay ‘Freud over Dostojevski’ (1980) Dostojevski-biograaf Joseph Frank plagieert. Een sluitend bewijs hiervoor overlegt hij niet. Treffers benadeelt zichzelf door deze kwestie op te blazen want elders opereert hij effectiever. Zijn conclusie is dat Van het Reve nooit iets origineels over Nabokov heeft gezegd, diens werk slecht kende en niet duidelijk maakte wat zijn affiniteit met hem was. Ondertussen herhaalde hij zichzelf uitentreuren en liet zich vaker negatief dan positief over Nabokov uit. Treffers, befaamd klokkenluider op eigen vakgebied, trekt zijn oordeel door naar het hele essayistische werk van Van het Reve: ‘Waarschijnlijk zagen nogal wat mensen die deskundig waren op de gebieden waarover Van het Reve zich uitliet ervan af met hem te polemiseren, omdat ze de inhoud van zijn essays te onbeduidend vonden. Daar kwam bij dat Van het Reve vaak voor een toonzetting koos, die weinig ruimte liet voor een substantiële reactie.’ Zijn op Multatuli’s Ideën geënte ‘fragmenten’ noemt hij ‘even loos als pretentieus’. Treffers komt met de ontluisterende stelling dat het verzameld werk Van het Reve’s zwaktes, zoals de neiging zich te herhalen, juist blootlegt: ‘De omvang […] is in niet geringe mate daaraan te wijten.’ De eersteling van gelegenheidsuitgeverij Carson suggereert dat Van het Reve te lang aan kritisch tekstonderzoek is ontsnapt. Treffers biedt een niet te negeren aanzet tot een discussie over de originaliteit van zijn essays. Niet eerder werd bij mijn weten zijn werk op één onderwerp zo grondig doorgespit. Of het materiaal een generaliserend oordeel over het hele essayistische oeuvre rechtvaardigt? Dat lijkt me niet. Het levert wel fraai koelbloedig proza op: ‘Zo vaak Van het Reve de namen noemde van mensen over wie hij niets te melden had, zo vaak verzuimde hij de namen te noemen van kunstenaars en geleerden aan wie hij gedachten ontleende.’ Uiteindelijk gaat het Treffers volgens zijn zeggen niet om zijn collega Van het Reve die hij nooit ontmoette en pas laat ging lezen: hij zag dit essay, dat hij ondanks een ernstige ziekte kon voltooien, ‘als vingeroefening voor daarna te schrijven beschouwingen over het werk van Nabokov’. Helaas kon Flip Treffers (1946-2015) aan dit alleszins gedurfde werk geen vervolg meer geven, want enkele weken na het verschijnen van zijn boek is hij overleden. Van het Reve lijkt ondertussen toe aan een solide intellectuele biografie.

Flip Treffers, “Vladimir Vladimirovitsj en ik”: Karel van het Reve en Nabokov. Amsterdam: Carson, 2015. 143 p. € 21,50 (Emilie Knappertstraat 6A 1066 XB Amsterdam uitgeverijcarson@gmail.com).

| Eerder verschenen in de rubriek 'Schoon & haaks', in De Parelduiker 20 (2015), nr. 2, pp. 64-65.